Middenklassers steeds zuiniger…

Er blijft altijd een verschil bestaan tussen het verbruik van auto’s in de folder of wat een verkopen zoal op dat punt oreert en de dagelijkse praktijk. Veel gebruikers ontdekken dat een auto waarin een heel gezin wordt vervoerd, inclusief apparatuur, gereedschap en bagage, heel wat meer brandstof nodig heeft dan de fabrikant ooit beloofde. Die fabrikanten testen uiteraard vaak onder zeer optimale omstandigheden en hebben dan letterlijk en figuurlijk geen tegenwind tijdens deze tests. Auto und Motor Sport, gezaghebbend Duits automagazine testte onlangs een stelletje middenklassers en keek eens naar de praktische verbruikscijfers. Daarbij viel op dat een paar zuinige diesels ook in de praktijk echt zuinig bleken te zijn. Zo deed de Skoda Octavia Combi 1,6 TDi het erg goed met een gemiddeld verbruik van 3,9l/100km. Maar dat zelfde verbruik haalde ook een Volvo C30 Drive met dieselmotor. Een benzineauto die ook op dit cijfer terecht kwam was de hybride Toyota Prius. Maar die heeft een wat ander aandrijfsysteem natuurlijk. In zijn algemeenheid kwam uit de Duitse test naar voren dat de meeste diesels aardig zuinig bleken. De groep wagens in dit segment scoorden vrijwel allemaal onder de 5l/100km. Bij benzinewagens ligt dat rond de 6l/100km. Het kan dus wel, als je maar rekening houdt met de omstandigheden. Wie het allemaal zelf wil nalezen moet maar even de betreffende uitgave van AMuS in de boekhandel gaan halen.

Samenwerking fabrikanten op gebied elektroauto’s

Ook al willen verschillende bronnen ons anders doen geloven, echt opschieten met de verkoop van elektrische auto’s wil het niet. Dat zit hem toch ook in de mogelijkheden en de aanbieders van dit soort wagens. Vaak zijn het kleine fabrikanten die met dito wagentjes trachten een plekje op de markt te veroveren. Actieradius, gebrek aan infrastructuur, maar vooral een probleem met de invulling van de dagelijkse rijbehoeften van de gemiddelde autokoper maken deze wagens weinig interessant. Daar lijkt verandering in te komen nu wat grote merken zich met de ontwikkeling van dit soort wagens gaat bemoeien. Zo werken BMW, Bosch, Daimler en Siemens samen om te komen tot betere resultaten en praktischer oplossingen. Deze groep bedrijven, aangevuld met een aantal stroomaanbieders wil vooral gaan werken aan een beter aanbod van laadstations voor de plug-in wagens die nu en in de toekomst worden verkocht. Men wil ook de prijs van de te gebruiken accu’s verlagen. Daarnaast moeten de laadpunten en stekkerverbindingen worden gestandaardiseerd. Volgens de samenwerkende bedrijven moeten er in het jaar 2020 ongeveer een miljoen elektrische voertuigen rondrijden en is een goede infrastructuur daarbij van levensbelang voor het succes.

Toyota krijgt prestigieuze onderscheiding…

Toyota ontving onlangs van de Duitse ADAC de zilveren medaille bij de verkiezing voor de ‘Auto van de toekomst’. Het model dat de prijs in ontvangst mocht nemen was de Prius. Vorig jaar won de Toyota Auris de gouden medaille tijdens dezelfde verkiezing. De jury kiest uit auto’s die op de Duitse markt te koop zijn en die jury bestaat uit experts op het gebied van duurzame energie. Volgens de jury is de Prius nog steeds de schoonste auto in het hybridesegment en doet de auto het ook goed als het gaat om zuinigheid. Het is dit jaar alweer vijftien jaar geleden dat de Japanse fabrikant haar eerste productieauto met hybridetechniek op de markt bracht. Dit jaar zal men dat feit extra luister bij zetten door o.a. hybrideversies te produceren van haar kleinste modellen als de Yaris en de Aygo.

Deze zomer leverbaar; de vijfdeurs VW Up!

De vijfdeurs uitvoering van de Volkswagen up! is nu al te bestellen en komt in augustus dit jaar op de Nederlandse markt. De meerprijs ten opzichte van de driedeurs uitvoering bedraagt slechts 315 euro. Net als de driedeurs biedt de vijfdeurs up! volop ruimte en veelzijdigheid. Ook motorenaanbod en uitrusting zijn identiek. De vijfdeurs up! onderscheidt zich van de driedeurs door de rechte achterraamlijn. Het interieur is ruim, praktisch en nog beter bereikbaar. De achterbank is extra hoog geplaatst. Dat geeft de achterpassagiers een goed zicht naar voren. Bovendien bedraagt de ruimte tussen achterbankleuning en voorstoel liefst 78,9 cm. De bagageruimte is de grootste in zijn klasse: 251 liter. Door het neerklappen van de achterbank is deze te vergroten tot een enorme 951 liter.

In technisch opzicht is de vijfdeurs up! uiteraard gelijk aan de driedeurs. Hij is leverbaar met de 60 of 75 pk benzinemotor van net 1000cc. De up! kent relatief lange onderhoudsintervallen van 30.000 kilometer.
Ook alle vijfdeurs up!-versies zijn overigens Wegenbelastingvrij. Bij zakelijke inzet valt elke up! in de 14%-categorie van de fiscale bijtelling. De vijfdeurs up! is er als take-up!, move-up! en high up! Ook de exclusieve black-up! en white-up! zijn er met twee extra portieren.
Vanaf de move-up! is het innovatieve Emergency City Braking standaard. Hierdoor kreeg de up! naast de maximale veiligheidsscore van vijf sterren ook de Advanced Award van EuroNCAP. Aantrekkelijke opties zijn Climatic airconditioning (475 euro) en het uitneembare navigatiesysteem maps+more (295 euro), desgewenst samen in aantrekkelijke pakketvorm. Met de speciale stickerpakketten is het mogelijk de up! een individuele uitstraling mee te geven.

Vet snel in een VW Beetle…

De nieuwe VW Beetle is nog niet op de markt of de eerste Duitse tuners hebben zich al op de auto gestort om er meer potentie aan toe te voegen. Zo komt B en B met een tuningprogramma waarbij de Mexicaanse VW een vermogen krijgt toebedeeld van 320PK en 420Nm koppel. Dat tunen is bij de nieuwe Beetle eenvoudiger te realiseren dan bij de voorgaande editie. Het gebruikte inspuitsysteem voor de benzinemotoren zorgt er voor dat tuners er iets heel bijzonders van weten te maken. Zo krijgt de van huis uit al krachtige 1,4 liter grote TSI motor van VW een veranderde elektronica voor de inspuiting waardoor direct al een verhoging van het aantal paarden onder de aflopende motorklep met vijftig stuks mogelijk is. Door deze ingreep schiet de kleine maar potente auto direct voorbij de 200km-u om uit te komen op een top die daar nog wel ruim twintig kilometer boven ligt. Kostprijs voor dit pakket is iets van duizend Euro (Duitse prijs). Wie nog iets meer geld investeert krijgt zelfs 225pk ter beschikking, maar ziet slechts het koppel stijgen. De absolute topversie bij B en B komt op zes mille maar dan heb je ook een soort raket onder het zitvlak die veel sportwagenbezitters aardig zal frustreren. Uiteraard zijn er ook voor de van vroeger bekende tweeliter motoren ook dergelijke pakketten beschikbaar. Bij de meest getunede versie haal je daarna met de semiklassieker in Nederland hoogst illegale snelheden van tegen de 260km/u. Wie dan ook nog denkt aan zuinigheid kan zelfs een LPG-tank laten inbouwen. Kortom, de tijden van de saaie Beetles van weleer zijn wel echt voorbij, als het aan de Duitse tuningbedrijven ligt. Die hebben er zin in!

Ford’s betrouwbare occasions…

Vier Ford-modellen hebben een onderscheiding voor betrouwbaarheid binnengehaald – drie daarvan voor het tweede jaar op rij. De Fiesta, S-MAX, Galaxy en Kuga vielen in de (Duitse)prijzen omdat ze het best presteerden op het gebied van het aantal en de ernst van de gevonden gebreken.
De resultaten van het betrouwbaarheidsonderzoek werden gepubliceerd door DEKRA, een gezaghebbend Duits onderzoeks- en testinstituut. Dit onderzoeksbureau voor industriële veiligheid heeft de resultaten samengesteld op basis van 15 miljoen inspecties in Duitsland gedurende de afgelopen twee jaar.
De Fiesta en Kuga eindigden als nummer één in de categorieën voor kleine auto’s en SUV’s met minder dan 50.000 op de kilometerteller. De gebrekenindex van DEKRA gaf aan dat 95,3 procent respectievelijk 94,7 procent van deze auto’s geen enkel probleem kende.
De S-MAX en Galaxy wonnen in de categorie MPV’s met een hoge kilometrage van 100.001 tot 150.000 kilometer en behaalden een score van 66,1 procent.
Ford Europa stelde dat de onderscheidingen het resultaat zijn van voortdurende inspanningen om de betrouwbaarheid van elk Fordmodel te verbeteren.

Chrysler’s hypermoderne maar ongeliefde Airflow…

In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog zagen veel auto’s er net als nu oppervlakkig bekeken hetzelfde uit. Ze waren traditioneel opgebouwd met een los chassis waarop een hoekige en rechte carrosserie werd geschroefd, aangevuld met los staande spatschermen, koplampen en zelfs nog echte treeplanken. Veel auto’s waren in feite nog steeds gemotoriseerde koetsen. Maar er kwam een verandering aan toen sommige ontwerpers ontdekten dat je de personenauto’s uit die dagen meer zou afronden, gladder zou maken en ook een aflopende daklijn zou meegeven. Een voortreffelijk voorbeeld van dit denken vinden we bij de ontwerpen van Ledwinka en Porsche, maar ook in de Verenigde Staten van Amerika experimenteerde men driftig met soortgelijke modelllen. Een van de fabrikanten die echt durfden om een dergelijk ontwerp ook in productie te nemen was het toen zeer succesvolle en kapitaalkrachtige merk Chrysler. Daar werd een auto op de wielen gezet die alles wat men in die dagen kon bedenken aan noviteiten in zich had, hoewel onderhuids veel bij het oude bleef. De Airflow was geboren en de fabrikant verwachtte er veel van. In 1934 startte de productie. De Airflow oogde indertijd als een vervoermiddel van Mars. De grille was zeer prominent, daarnaast zaten de relatief kleine koplampen verwerkt in de spatschermen, maar de verdere voorzijde van de wagen was in feite een vloeiende lijn. Ook de carrosserie vertoonde vloeiende lijnen, zelfs de voorruit had een bolling. Onder de motorkap zat een oude bekende, een achtcilinder in lijn met een vijf keer gelagerde krukas. Dat blok was bijna vijf liter groot en leverde 130Pk bij 3400tpm. De Airflow had voor moderne portieren van het formaat staldeur, achter gingen de portieren open zoals we dat nu weer zien bij auto’s als de nieuwe Opel Meriva. Er was ruimte genoeg voor een half baseballteamen dan kon er ook nog wat bagage mee in de niet al te diepe bagageruimte. Hoe zeer Chrysler de auto ook heeft neergezet als het nieuwste van het nieuwste, veel kopers kreeg de wagen niet. Dat had ook van doen met de vele problemen met de motor en diens koeling. De kwaliteit van het gebodene was domweg niet voldoende om klanten tevreden te krijgen. Ook al had de auto o.a. met zijn unieke gewichtsverdeling van 50-50% over de twee assen, een prima wegligging. De meer conventionele Lincoln Zephyr, mocht zich in meer belangstelling verheugen. De Airflow was voor de gemiddelde Amerikaanse autokopers echt een brug te ver. En zo verdween de auto al snel van de productiebanden en werd opgevolgd door de veel conventionelere Airstream. Aan echte stroomlijn was men in de States nog niet toe. Maar Chrysler had wel laten zien dat pionieren niet vreemd was bij deze grote fabrikant. Er zijn maar relatief weinig Airflows gebouwd en verkocht en de auto is nu vooral te zien in musea of bij heel bijzondere verzamelaars. Dat er dan een fiks prijskaartje aan hangt is wel duidelijk. Een erg onderschatte, maar vooral ook revolutionaire auto die het denken van alle fabrikanten zeker na de oorlog sterk deed veranderen.

Wie is de grootste?

Er is een aardige discussie ontstaan tussen de grote autoconcerns over wie nu eigenlijk de ‘grootste’ is. Dat komt vooral door de claim die General Motors onlangs neerlegde dat zij het bedrijf is met de meeste verkopen per jaar. Men baseert zich daarbij op de cijfers van 2011, maar ook op de verkopen van divisies die niet volledig in handen zijn van het concern. Volgens GM verkocht zij 9 miljoen auto’s over het vorige jaar en dat was een stijging met 7,6%. Volkswagen claimde onlangs dat zij zelf als groep een omzet behaalde van 8,1 miljoen voertuigen, maar nam daarbij niet de door GM wel getelde verkopen van vrachtwagens mee. In feite zou VW dus de omzet van MAN en Scania moeten meetellen. Marktanalisten geven aan dat al die cijfers op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Want het geld dat men steekt in de bedrijven van andere merken kan natuurlijk worden benut om die omzetten dan ook toe te voegen aan de eigen balanstotalen zoals GM dat doet, maar VW houdt het meer op het volledige eigendomsrecht of zeggenschap bij een merk om diens omzet op de balans te zetten. Het is wel opmerkelijk dat General Motors nu weer zo goed draait. Het bedrijf hing twee jaar geleden nog aan het infuus van de Amerikaanse regering, maar maakt nu weer winst. Overigens is de Amerikaanse staat nog steeds voor 30% van alle aandelen verantwoordelijk nadat de regering in het verleden ooit 52 miljard dollar in GM moest stoppen om het bedrijf van de ondergang te redden. Een deel van die investeringen is intussen trouwens wel weer terugbetaald aan Washington.