Je had in de jaren zeventig een paar fabrikanten die van hun modellen met de motor achterin ook sportievere varianten op de markt brachten. Best een lastige, want al die ‘Mini-Porsches’ hadden best een ongemakkelijker wegliggingkarakteristiek dan vergelijkbare (maar zeker toen nog duurdere) wagens met de motor voorin en als het kon de aandrijving daar ook op die plek. Renault bouwde haar Floride en Caravelle, Fiat haar 850 Coupe die net even krachtiger was uitgerust dan het voor de ‘familie’ bedoelde basismodel. De auto werd zes jaar lang gebouwd en was aardig populair. Simca bracht de even vlotte 1000 Coupe die met een bijna een liter grote motor vijf jaar lang een beperkte doelgroep bediende. 
Later lepelde men een 1200cc motor achterin en werd die auto 175km/u snel. Verrassender was het dat het Tsjechische merk Skoda in 1970 een zeer sportieve coupe bracht op basis van de redelijk saaie, maar goed verkopende, S-100/110 serie. De S110R Coupe kreeg dezelfde vierpitter onder de heel anders vormgegeven achterklep die ook al bekend was van de S110 sedan, en dus moest de coupe het doen met 62pk die bij een eigen gewicht van net geen 850 kilo, een topsnelheid van 145km/u beloofden. De wagen kreeg ook een wat ander interieur mee, er zaten wat extra metertjes in het dashboard en de stoelen waren sportief van vorm. Verder was de auto net zo zijwindgevoelig als de overige modellen die Skoda indertijd uitbracht en die staartlastigheid deelde het merk met alle fabrikanten die soortgelijke auto’s op de markt brachten. 
Skoda realiseerde zich wel dat er potentie zat in het model en ontwikkelde voor haar eigen sportafdeling een model dat bepaald meer vermogen had en een heel ander onderstel. Deze wagens, aangeduid als S120LR of S-130RLS, kwamen in actie tijdens de bekende grote rallies en ook op de racecircuits. En daar deden ze het bijster goed. De Coupe zorgde voor het eerst dat het toch wat geschonden imago van het Tsjechische merk werd ondersteund. Zo zeer zelfs dat men tot begin jaren tachtig met deze snelle wagens actief bleef en zelfs mensen als Rob Slotemaker en Jan Lammers aan zich wist te binden. Toch raakte het basismodel wel wat bedaagd en namen de verkopen ook in ons land snel af. 
Skoda had intussen een nieuwe opvolger voor de S100/110 serie op de markt gebracht, die als S-105/120 door het leven ging en in ieder geval een heel ander uiterlijk vertoonde dan de oude serie die zijn oorsprong nog in de jaren zestig vond. Doordat Skoda de Coupe’s in een aparte fabriek bouwde kon men zich veroorloven om deze reeks te laten bestaan tot er een opvolger klaar zou zijn om deze rol over te nemen. Aanpassingen aan onderstel en in- of exterieur werden ook voor de S-110R beschikbaar gesteld en zo werd de auto ook bij ons nog verkocht tot in 1981. Daarna was het over en uit. Intussen is die Skoda Coupe best een gevraagde klassieker geworden, omdat het toch een erg aardig wagentje betreft. Helaas waren ze net als hun tijdgenoten wat roestgevoelig en wilde er ook wel eens een stuk van de techniek in de motor zorgen voor een vervroegde pensionering. Toch zie je ze nog wel eens bij meetings van merkliefhebbers opduiken. Met hun typerende gehuil, de motor werd met een grote ventilator gekoeld en in de achterschermen zaten grote roosters voor toevoer van koellucht, zijn ze voor liefhebbers een cadeautje. Toch zijn de prijzen nog steeds bescheiden, voor een mille of vier of vijf heb je een nette Coupe voor de deur staan. En dat is twee keer zoveel als voor een sedan. En daarmee wordt het sportieve model naar mijn mening recht gedaan. De opvolger, op basis van de S-105/120-reeks, werd aangeduid als S-120G Garde uitgebracht en bleek een flink wat potentere auto dan zijn voorganger. Maar daar kom ik later nog wel eens op terug…
Lees ook:Onbekende Skoda; de 1200 Sedan
Lees ook:Skoda’s tussenpaus…de 1200…
Lees ook:Laatste ‘oude’ Skoda’….Rapid Coupe!
Lees ook:Cadillac komt met CTS Coupe
Lees ook:Skoda’s succesvolle Fabia