Als er een auto heeft gezorgd voor een complete omwenteling in autoland, dan toch wel de juist dit jaar 50-jarige Mini. Een auto die door Austin als model Seven werd uitgebracht en door concernzuster Morris als Mini Minor. Een auto die liet zien dat een kleine personenauto niet direct als inferieur of slecht rijdend door het leven behoefde te gaan. Een auto ook die nu, vijftig jaar later, nog steeds aardig meekan in het moderne verkeer en ook een auto die in talrijke uitvoeringen te koop is geweest. Maar we gaan eerst even terug naar het begin.
De, als we er met hedendaagse ogen naar kijken, briljante ontwerper Alec Isigonis (1906-1988) werd met het kleine vrijwel vierkante doosje op wielen wereldberoemd. Het concept was simpel, een relatief ruime vierkante box, wielen op de uiterste hoeken, motor voorin, met voorwielaandrijving en de versnellingsbak als een geheel aan de aandrijflijn verbonden. De wielbasis was slechts 203 cm en het karretje in totaal slechts 305 cm lang. Een toenmalige VW Kever was ruim een meter langer! De viercilinder motor was 848cc groot en had een vermogen van 34pk. De kleine wielen waren compleet onafhankelijk geveerd en dat deed men middels rubber blokjes.
Op 18 augustus 1959 werd de nieuwe Mini aan de autopers getoond en die schreven het concept direct de hemel in. Dat zat ook in het feit dat die Mini’s bijna vierkant de bocht om te sturen waren en een geweldige wegligging lieten zien. De fabrikanten deden ook mee aan rallies en races en met succes. De kleine Mini stond zijn mannetje. Al snel volgde er ook snelle uitvoeringen van die als Mini Cooper door het leven gingen. Alleen daarvan zijn er al 150.000 gebouwd in de oorspronkelijke versie. Voor de normale burgermansuitvoering was het succes ook verzekerd. De relatief lage prijs zorgde voor veel kopers, ook op het continent. Je moest wel kunnen tegen karig.
Met een centraal geplaatst dashboard dat niet veel meer inhield dan een snelheidsmeter en nog wat aanvullende informatie en een paar tuimelschakelaars was het wel gedaan. De eerste versies hadden schuifraampjes, later kwamen en normale draairamen in de Mini. Een stationcar werd ook ontwikkeld, die ook als Woody leverbaar was.
Daarnaast leverde men ook nog een bestelwagen met gesloten raampjes. Het interieur kon door een aantal gespecialiseerde bedrijven worden opgewaardeerd. Je kreeg dan een houten dashboard met veel meer metertjes en wederom de tuimelschakelaars die zo pasten bij de Mini. Schakelen deed je met een nogal lange pook, de slagen in de bak waren flink lang. Voor het instappen achterin klapje je de voorstoelen compleet naar voren en liet ze na het instappen van de passagiers met een klap weer terugvallen. De Lucas-starter maakte een heel typerend geluid, net als de motor van de Mini. Een beetje grommend geluid kwam er uit de kleine uitlaat. Rijden was een leuke ervaring. Ja zat veel lager dan bij normale auto’s en het geluid dat zowel de motor als de bak maakten was in het begin redelijk heftig. Het wagentje reed als een Kart en veerde kort en bonkig. Maar het reed zalig. De Mini werd decennia lang verbeterd, opgepimpt, aangepast, voorzien van een 1000cc blokje, in speciale uitvoeringen geleverd, voorzien van getint glas en later onder regie van Rover uitgerust met inspuitmotoren. Toch kwam in de jaren negentig het einde voor de kleine auto.
Zijn beoogde opvolger, de Mini Metro bleek een mislukking van jewelste, de later door BMW ontwikkelde New Mini een beter, maar heel ander alternatief. Intussen is die kleine Mini een geliefd autootje geworden. Maar je moet wel bij de recentere exemplaren komen om niet te vallen in de roestvorming die deze Engelse autootjes echt parten speelde. Maar van een goede Mini kan je echt plezier hebben. Rijplezier vooral……, ook in de 21e eeuw! En wie had dat kunnen denken toen de eerste aan de pers werd voorgesteld, dit jaar vijftig jaar geleden!
Lees ook:Weer een ‘vette’ nieuwe Mini….
Lees ook:Weer een special van Mini…de Jet Black!
Lees ook:Prijzen Mini Clubman bekend
Lees ook:Stierenbal
Lees ook:Mini Colorado pas in 2009 klaar